Als je een goeie trainingsacteur introduceert, doe dat dan met positief taalgebruik en bevestig nooit de angsten en vooroordelen die er mogelijk bij deelnemers leven. Een manier om zo’n vooroordeel te bevestigen, is bijvoorbeeld door te zeggen: “natuurlijk is het werken met een trainingsacteur (een beetje) eng, maar …”
Als mensen het al eng vinden, dan komt dat door eerdere negatieve ervaringen of door vooringenomen overtuigingen. Die hebben niets te maken met hoe een goeie trainingsacteur werkt. Je deelnemers hebben geruststelling nodig, en dan hebben woorden als “eng”, “goed”, “fout”, “moet” een rode vlag, omdat ze verwijzen naar de angst of het vooroordeel.
Hoe introduceer je kort en goed een trainingsacteur: “De trainingsacteur is hier als ons levend oefenmateriaal op het gebied van gedrag en emotie. Je kunt met de acteur experimenteren met gedrag. Jij bent in controle over de oefensituatie: Je vertelt óf, hoe en waarmee je wilt oefenen. De acteur zal zo goed mogelijk het gedrag neerzetten, waarmee jij wilt oefenen. Als dat niet helemaal is wat je nodig hebt om te oefenen, dan regisseer je de acteur bij in een time-out. En jij probeert eens nieuw gedrag van jezelf uit, om te experimenteren wat het effect ervan zou kunnen zijn. Je kunt altijd een time-out nemen en stoppen als je genoeg geprobeerd hebt.”
Natuurlijk zul je je eigen woorden willen gebruiken of heb je nog aanvullingen. Wat je ook vertelt:
Heel veel succes!